Reuzen

© Frigga Asraaf 2009

In de germaans / noordse ontstaansmythe is een aanzienlijke rol voor de reuzen weggelegd: het tweede wezen dat we uit de oertijd kennen, na de oerkoe Audhumla, is immers de reus Ymir. Het is van zijn lichaam dat Wodan, Wili en We, zelf ook reuzen maar later tot goden bestempeld, de aarde en hemel gewrocht hebben. Meer goden, Loki en Aegir bijvoorbeeld, zijn van reuzengebroed en ook de wijze Mimir is een reus. Daarnaast hebben goden relaties met hen. Een voorbeeld hiervan is Frey die met met de reuzin Gerd is getrouwd. Een aantal van de reuzinnen is bezwangerd door een god. Grid is bijvoorbeeld de moeder van Vidar. Diverse godinnen hebben het bed gedeeld met een reus, waaronder Gefjon. Haar zonen zijn half reus, half god.
De optelsom van dit alles roept een aantal vragen op. Ondermeer de vraag waarom de tegenstelling reuzen – goden is ontstaan. Waarom zijn reuzen en goden, die ten nauwste aan elkaar verwant waren uit elkaar gegroeid en tegenover elkaar zijn komen te staan? Waarom zijn juist deze twee groepen zinnebeeldig voor orde versus chaos te boek komen te staan. Is het werkelijk een tegenstelling tussen verschillende krachten die achter de symboliek van de mythologie schuilt gaat of is het slechts een bedenksel van de mens net zoals de mythen zelf. Een bedenksel om onverklaarbare zaken te verklaren. Is er een christelijke invloed te vinden in deze tegenstelling tussen goed en kwaad? Is de moord op Ymir de reden dat beide groepen al zo vroeg uiteen gedreven zijn en dat ze elkaar blijven bestrijden tot en met de eindstrijd aan toe? Het is interessant over deze vragen te filosoferen, maar of dat antwoorden oplevert is een tweede.

Etymologie en mythologie
Reuzen vallen onder de categorie sprookjes- of mythologisch figuren. Laten we eerst eens zien wat mythologie en ook etymologie ons over hen kunnen vertellen. Om te beginnen met het laatste: de etymologie van het woord reus in onduidelijk. Vroegmiddelnederlands kent rese, oudhoogduits risi en oudnoords risi allen te herleiden naar het proto-germaanse *risi-. Waarschijnlijk is het woord reus verwant aan rijzen. Reuzen zijn wezens die hoog boven ons mensen uitrijzen qua gestalte, dus dat zou heel goed mogelijk kunnen zijn.
Naast goden worden ook reuzen over het algemeen voorgesteld met een menselijke verschijningsvorm, zij het zoals al aangegeven van enorme afmetingen en navenante kracht. In volksverhalen uit heel Europa worden ze vaak gevreesd om hun kracht. Om nog even terug te komen op etymologie: de engelse taal kent ettin dat te herleiden is naar het oudengelse ent of eoten en verder terug naar het protogermaanse *itunoz. Verwante woorden hiervan zijn in het oudnoordse iotunn of jötunn en in het deense jette.

In de mythen uit de Edda zijn een drietal benamingen voor reuzengeslachten te herkennen: thursen (on. enkelvoud þurs, meervoud thursar), jotnar (on. enkelvoud jötunn, meervoud jötnar) en hrimthursen (on. hrímþursar). Het begrip thursen werd gebruikt voor kwaadaardige reuzen. Dit zien we terug in de naam van een rune: Thurisaz. Een van de betekenissen die aan deze naam gegeven wordt is reus. De andere is doorn, dat kan staat voor stekeligheid. Deze rune kent zeker ook een kant die schade kan berokkenen. Jötunn is een meer neutrale aanduiding voor reuzen in het oudnoords. Dit toont een zekere tegenstelling met betrekking tot het gebied waar de reuzen verblijven met de naam Jotunheim (on. Jötunheimr). De wereld van de reuzen wordt in de germaans/noordse mythologie namelijk voorgesteld als een boosaardig oord. De laatst te benoemen groep is de hrimthursen de oftewel rijpreuzen of ijsreuzen. De duitse geleerde scandinavistiek Rudolf Simek oppert Ymir als voorvader van de rijpreuzen, omdat hij zelf uit ijs is voortgekomen.De naam van een van de karakters, een ijsreuzin, uit Helgakviða Hjörvarðssonar is Hrimgerd (on. Hrímgarðr) en dit betekent zoveel als ‘IJsgerd’. Simek geeft voor de betekenis van de naam van de ijsreus Hrimnir (on. Hrímnir) de mogelijkheden ‘degene bedekt met rijp’ of ‘de beroete’. Het is echter onduidelijk of de naam enig verband heeft met het oudnoordse hrímþursar.2 De Skírnismál noemt naast de hiervoor genoemde Hrímnir ook Hrimgrimnir (on. Hrímgrimnir) ‘de met rijp gemaskerde’. De manier waarop reuzen worden voorgesteld is van slecht, buitengewoon en dom tot wijs (Vafþrúðnir) en zelfs als hoeder van wijsheid (Mímir). In de Vafþrúðnismál (42) zegt Vafþrúðnir dat hij kennis heeft opgedaan in alle negen werelden:

Frá jötna rúnum
ok allra goða
ek kann segja satt,
þvíat hvern hefi ek
heim of komit;
níu kom ek heima
fyr Níflhel neðan;
hinig deyja ór helju halir.

Volgens de vertaling van oud-germanist Jan de Vries beschikt hij over runenwijsheid en in de vertaling van Marcel Otten, vertaler van een ondermeer de Lied-Edda, kan deze reus vertellen over geheimen van reuzen en goden.
Qua uiterlijk en namen komen ze er dikwijls niet goed vanaf. Wat het eerste betreft worden ze vaak voorgesteld als groot, lelijk en lomp en ze hebben soms meer dan één hoofd. Een paar voorbeelden van dat eerste: Hengjankjapta (Degene met de hangende kin), Skrikja (Schreewer) en Gridr (hebberig) zijn overgeleverde namen van reuzinnen. Onder de reuzen tref je namen als Dumbr (‘Domkop’) Hraudnir (Verwoester), Svarangr (‘Onhandige’). Een heel ander gevoel roepen namen als Gjalp (‘Zieneres’ of ‘Bruller’) en Hardverkr (‘Harde Werker’) op. Het duidt erop dat onder de reuzen ook lieden zijn met allerlei vaardigheden. Utgardaloki is bijvoorbeeld bedreven in de toverkunst en weet niet alleen Thor en zijn metgezellen flink te bedotten, maar overleeft een ontmoeting met de god in een van de verhalen uit de Proza-Edda (Gylfaginning 45-47).

Er wordt wel gesteld dat reuzen aspecten van natuurgeweld vertegenwoordigen. De vuurreuzen zouden verantwoordelijk zijn voor vulkaanuitbarstingen, de rijpreuzen brengen vorst en houden het land soms lang in hun greep, berg- en steenreuzen kunnen lawines veroorzaken, water-en zeereuzen doen rivieren overstromen of zwepen de zee op tot huizenhoge golven. Luchtreuzen wakkeren de wind aan tot stormen en orkanen. De goden zijn tot hetzelfde in staat. Ik heb meer dan eens een bijeenkomsten bijgewoond waar Wodan aangeroepen werd en er de volgende dag hartelijke werd gelachen om de nachtelijk storm die plots kwam opzetten. Alles is betrekkelijk!
De reuzenwereld, beter bekend als Jotunheim, is te vinden in de onderwereld. Een van de wortels van Yggdrasil, de wereldboom, groeit naar de rijpreuzen toe, zo meldt Snorri Sturluson in zijn Proza-Edda. Is de rechtstreekse verbinding van de reuzenwereld met een wortel een bedenksel van Sturluson, of is dit bekend uit een oudere ons nu onbekende bron? Het is giswerk maar zou er een verwijzing in te zien kunnen zijn dat de reuzen mede aan de oorsprong van de wereldwording staan? Als een zaadje geen wortel schiet heeft het immers geen kans op overleven. Het is onder deze wortel waar de bron van Mimir te vinden is, volgens Snorri Sturluson (Gylfaginning 15).
P. D. Chantepie De La Sussaye, hoogleraar te Leiden, schreef in 1900: “Zoo reeds die Reuzen en Dwergen, die tot de folkore behooren maar tegelijk in tal van mythen en zelfs in den cultus een plaats hebben.”

Reuzensagen
Bekende reuzen uit Drenthe zijn Ellert en Brammert. In Zuid-Holland zijn er de dordtse Hanneken en Bamberg en Rotterdam kent de reuzin Hillegonda. De laatste drie zijn voorbeelden van reuzen die in volksverhalen de hand hebben gehad in het ontstaan van het landschap. Reuzen hebben rivieren gegraven, heuvels opgeworpen en plaatsen kregen namen dankzij hen. Een voorbeeld daarvan is hoe Leiden aan zijn naam is gekomen. Dit verhaal vertelt dat in ons land de verschrikkelijkste reuzen ter wereld woonden. De mensen waren onderworpen aan zware belastingen en gruwelijkheden als het rekken van ledematen. Elke reus bedacht zijn eigen regels zodat geen mens wist waar hij aan toe was. Afgunst onder de reuzen deed een oorlog in hun gelederen uitbreken. Ze werden allemaal verslagen door een reus van een stad aan de Rijn. Sindsdien moesten handelaren eerst bij hem een vrijgeleide kopen voor ze andere steden aan mochten doen. Aan elke stadspoort werd iedereen door de reuzen gevraagd of hij een vrijgeleide had. Drukte aan de poorten maakte dat de vraag in de loop der tijd ingekort werd tot: “Bent u van Leide?”.

Persoonlijke ervaringen
Mijn lievelingreus is en blijft Loki. Spottend noem ik hem wel mijn lollige leermeester of liefkozend de heer van de helende humor. Thrym staat met stip op de tweede plaats. Loki is al heel lang aanwezig in mijn leven, Thrym sedert een jaar of drie. Met beide heb ik een goede verstandhouding opgebouwd. Reuzinnen als Greip en Gjalp kom ik regelmatig tegen. Surt verschijnt meestal alleen als ik hem roep, maar dan is hij er ook. Ik mag graag bij Mimir langs gaan voor een babbel. Dan zit ik op de rand van zijn bron lekker met m’n voetjes in het water te bungelen.
Er gelden wat andere regels bij de reuzen dan bij de goden het geval is, is mijn ervaring. Het was zoeken hoe met elkaar om te gaan, maar met de nodige goede wil van beide kanten zijn we een heel eind gekomen. Het is mijn ervaring dat ze niet staan te trappelen om hordes mensen in hun wereld te ontvangen. Het is afwachten wie onder hen genegen is tot contact met mensen. Om die reden heb ik een ontmoetingsplek tussen de werelden met de reuzen afgesproken. Overigens niet alleen met de reuzen, maar ook met de elfen en de dwergen. De regeling die we getroffen hebben is dat de geesten die naar deze plek komen contacten met mensen willen onderhouden en hun kennis en kunde met hen willen delen. Hierdoor is het duidelijk dat geesten aanwezig op de ontmoetingsplek mensen goed gezind zijn en dat ze aanspreekbaar zijn. Een tweede afspraak met betrekking tot de ontmoetingsplek, dit op hun verzoek, is hen eerst aan te roepen alvorens naar de ontmoetingsplek te reizen. Dit geeft hun ook de kans er heen te gaan.
Zeker beginners raad ik aan eerst eens contact met hen te zoeken en zien hoe dat verloopt. Rustig aan dan breek het lijntje niet is een waarheid als een koe. Een bezoekje, door middel van een trance-reis, aan de ontmoetingsplek biedt hier gelegenheid toe. Het eerste gedeelte van deze trance-reis is te vinden in mijn artikel over trance-reizen. Hier gaat het verder vanaf de wereldboom:

– loop links om de boom
– daar zie je een pad dat naar een bos leid
– volg het pad het bos in
– al snel kom je bij een beek
– een houten brug over de beek geeft toegang tot een open plek
– loop het bruggetje over de open plek op
– in het midden brand een vuur
– daar omheen liggen boomstronken en keien die als zitplaats dienen

De ontmoetingsplek is een heel gezellige plek waar je rustig neer kan ploffen voor een babbel en er gaat vast wel een hoorn mede rond. Dit is niet alleen mijn ervaring, maar hetzelfde hoor ik ook van mensen die ik begeleid heb in de hierboven beschreven trance-reis. Natuurlijk kan je deze plek ook bezoeken als je opzoek bent naar antwoorden of voor raad. Het is mogelijk dat een treffen met reuzen leidt tot een uitnodiging Jotunheim te bezoeken. Dan krijg je er vast meteen bij te horen waar Jotunheim binnen te gaan en eventuele andere aanwijzingen.

Rest mij de raad: seidh beoefenen, het uitvoeren van rituelen en werken met runen levert wezenlijke ervaringen op die ingrijpend kunnen zijn. Besef het risico dat er aan verbonden is zowel voor beginnende als gevorderde beoefenaars. Het is aan te raden om eens een workshop te volgen bij mensen met ervaring om op zijn minst een aantal basisvaardigheden op te doen. Er zijn tal van workshops op het gebied van sjamanisme, druïdisme en hekserij waar dit soort vaardigheden te leren zijn. Achteraf is het heel eenvoudig de eventueel gebruikte zinnebeelden en een mythologische wereldbeeld te vervangen door de germaanse.

Noten 1 en 2 Dictionary of Northern Mythology, Simek, blz. 159

Bronnen

  • Chantepie de la Sussaye, P.D. – Geschiedenis van den godsdienst der Germanen – De erven van F. Bohn, Haarlem, 1900
  • Otten, Marcel (vertaler) – Edda – Uitgeverij Ambo, Baarn, 1994, 1998
  • Simek, Rudolf – Dictionary of Northern Mythology – D.S. Brewer, Woodbridge, England, 1996
  • Vermeyden, Paula en Quak, Arend – Van Ægir tot Ymir – Sun, Nijmegen 2000
  • Vries, Jan de (vertaler) – Edda, Goden- en heldenliederen uit de Germaanse oudheid – Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1994, negende druk, oorspr. uitgave 1938

Internet bronnen

  • The Northvergr Foundation – www.northvegr.org