© Frigga Asraaf
Paardebloem, pimpernel en papaver
pronken met hun bloemenpracht.
Bijvoet, berendruif en bitterzoet
bloeien maandenlang uitbundig.
Zeepkruid, zevenblad en zegge
zwijmelen in zwoele zomernachten.
Speels strelen manestralen
smeerwortel, salie en slangekruid.
In ‘t ochtendgloren luieren
lavendel, luzerne en look.
Bedekt met dauw dromen
dovenetel, dille en duizendblad
Zachtjes wiegt de wind
wijnruit, weegbree en wederik.
Toorts, tormentil en tijm
tieren welig in de tuin.
Brandnetel, bevernel en bremraap
baden behaaglijk in een regenbui.
Kaasjeskruid, kamille en klaver
koesteren zich in de kracht der zon.
Goudsbloem, guldenroede en gentiaan
genieten als ze genoeglijk geuren.
Hop, heelkruid en hartgespan
hullen zich in een wolk van hemelsblauw.