Van toen naar nu: germaanse culturen en germaans heidendom

door Frigga Asraaf 2020

Bijna 30 jaar geleden kruiste germaans heidendom mijn pad en daarmee begon een zoektocht naar kennis hieromtrent. De gevleugelde kreet ‘de bronnen’ uit germaanse heidense kringen hoorde ik van meet af aan en het was duidelijk dat hiermee onder meer overgeleverde teksten werden bedoeld, zoals de Lied Edda, runenstenen en andere voorwerpen voorzien van runen en oude (kerk)wetten die zijn opgetekend. In de loop der jaren kwam ik er achter dat er meer meespeelden. Van het misbruik van ‘germaans’ tijdens de Tweede Wereldoorlog was ik me al terdege bewust. Dat meer zaken uit latere tijden dan de tijdspanne van germaanse bevolkingsgroepen van invloed zijn, was ik minder doordrongen. Als voorbeeld daarvan noem ik de invloed uit de Romantiek en het negentiende eeuwse nationalistische gedachtegoed. In het algemeen zijn allerlei lagen van het verleden nog steeds van invloed op ons denken van vandaag. Het is naar mijn mening nodig daarvan bewust te zijn, omdat het onze veronderstellingen kan kleuren en dat geldt op een aantal duidelijk aanwijsbare punten voor germaans heidendom
Dit en wat verder zoal een rol speelt bij bestudering van het verleden en wat van invloed kan zijn op beeldvorming over oude tijden toegespitst op oude germaanse culturen en germaans heidendom, zoals we het nu kennen, is het onderwerp van dit schrijven. Waarschijnlijk kennen de meeste lezers het beeld van mannelijke en vrouwelijke germaanse krijgers met hoorns of vleugels op hun helmen. Of bij iedereen ook bekend is dat dit verzinsels uit de negentiende eeuw zijn, is een tweede, maar daarover meer in de paragraaf over kunst en liefhebberijen verderop in dit stuk.

Bedenk ook eens dat voor het schrift bestond kennis en kunde alleen mondeling van generatie op generatie werden doorgegeven. Zelfs daarna was lezen en schrijven nog lang voorbehouden aan een handjevol mensen. Dat is iets wat wij ons bijna niet meer kunnen voorstellen, nu er zoveel manieren bestaan waarop kennis kan worden opgeslagen in schrift, beeld en geluid en daarmee blijvend en in ruime mate beschikbaar is in onder andere boeken en tijdschriften en op het internet.

Om een indruk te geven waar germaans neo-heidendom op gebaseerd is: voor de tijd voor het ontstaan van het schrift zijn we aangewezen op archeologische vondsten. Het boekwerk Germania van de romeinse schrijft Tacitus stamt uit de eerste eeuw na het begin van onze jaartelling. De oudste runeninscriptie is eerste – tweede eeuw n.oj. gedateerd. Beide Edda’s zijn pas na de kerstening op IJsland in de dertiende eeuw opgetekend. Daartussen zijn schrijfsels als de eveneens ijslandse Flateyjarbók (‘Boek van Flatey’) en saga’s. Vitae, enkelvoud vita, levensbeschrijvingen van heiligen zijn bewaard gebleven in Duitsland net als de Merseburgertoverspreuken en het Gesta Hammaburgensis Ecclesiae Pontifcum (‘Daden van de bisschoppen van de Hamburgse kerk’). Uit Denemarken stamt het Gesta Danorum (‘Daden van de Denen’). Engeland kent onder meer Lacnunga, The Reckoning of Time en het gedicht Beowulf. Een ander voorbeeld van schriftelijke bronnen zijn wetten, veelal kerkwetten.

Verschillende takken van wetenschap kunnen ons behulpzaam zijn bij onderzoek. Archeologie is genoemd en daarnaast kan je denken aan geschiedschrijving, antropologie en taalkunde. In het kort benoem ik de belangrijkste wetenschappen voor het doel van dit stuk en geef een beknopte omschrijving ervan en hoe zij elkaar onderling kunnen aanvullen. Daarnaast komt onder meer de invloed van kunst, fantasieboeken, films en tv-series ter sprake want ook dat is van invloed op onze beeldvorming.
Cultuur en beeldvorming zijn al een aantal keer genoemd, maar wat houden beide begrippen eigenlijk in. Het geheel van denkbeelden, gewoonten, waarden en gedragskenmerken die een groep mensen met elkaar delen noemen we cultuur. Er bestond echter geen eenduidige germaanse cultuur, ook daarover later meer. Dat alleen is al reden om over germaanse culturen te spreken. Beeldvorming heeft betrekking op de voorstelling die we ergens bij maken. Dat hoeft niets met werkelijkheid van doen te hebben en kan sterk beïnvloed worden door hoe we graag zouden willen dat het is of was in dit geval.

Naar toen
Wetenschappelijk onderzoek, zoals bijvoorbeeld naar een stuk overgeleverde tekst of een archeologische vondst als een graf bestuderen, kan leiden tot theorieën. Wikipedia vertelt dat een theorie een geheel aan denkbeelden, hypothesen, en verklaringen is die in een onderlinge samenhang worden beschreven. Een theorie kan heel aannemelijk en mogelijk zelfs waar zijn, maar dat maakt het noch waarheid noch bewijs. Daarnaast is het belangrijk te weten dat veel van wat is overgeleverd betrekking heeft op een kleine bovenlaag van de bevolking. Dat geldt dan weer voornamelijk voor het mannelijk deel daarvan. Wetenschappers vinden de vrouwelijke en LHBTI+ leden van vroegere samenlevingen pas zeer recent interessant. Een goed voorbeeld hoe wetenschappelijke interesses en inzichten kunnen veranderen in de loop der tijd. Ze kunnen vooruit lopen op of meegaan met de tijdgeest.
Manlijk en vrouwelijk worden te vaak nog als norm gezien, met een daarbij behorend meestal cultureel of religieus bepaalde standaard definitie. Mensen horen naar mijn mening vrijgelaten te worden in hun genderbeleving. De afkorting LHBTI+ is ondertussen ingeburgerd en staat voor lesbische vrouwen (L), homoseksuele mannen (H), biseksuelen (B), transgenders (T), intersekse personen (I) en + voor mogelijke andere invullingen van gender.

Elke cultuur is een voortvloeisel van een reeds bestaande cultuur. Het toen in dit schrijven begint bij de Touwbekercultuur. Deze floreerde van ongeveer 2900 tot 2450 voor het begin van onze jaartelling vlak voor het aanbreken van de Bronstijd. Touwbekercultuur is een verzamelnaam voor een aantal op elkaar lijkende culturen. Het is een tijd waarin mensen het landschap veranderden van uitgestrekte bossen naar een meer open landschap dat geschikt was voor landbouw. Het gebruik van voertuigen met wielen nam toe en daarmee mobiliteit. De britse archeoloog Barry Cunliffe stelt de vraag of het gaat om een eenheid die is waar te nemen in begrafenisgebruiken of om een variëteit van verschillende inheemse culturen die de indruk geven van een culturele uniformiteit in een groot gebied in het noorden van Europa (Cunliffe 2011). Het gebied van de Touwbekercultuur strekt zich uit van de Rijn in het westen tot aan de Wolga in het oosten en beslaat delen van het noorden, midden en oosten van Europa. Het maakt deel uit van het mogelijk kerngebied waar indo-europese talen zijn ontstaan en mogelijk zijn keltische en en germaanse culturen hieruit voortgekomen. Vanuit dit indo-europese kerngebied zijn groepen mensen alle richting opgetrokken.

We maken een sprong in de tijd. Van de keltische en germaanse culturen, kwam de keltische culturen als eerste richting het westen, vanaf ongeveer 800 v.o.j. Zo’n tweehonderd jaar later, rond 600 v.o.j., waren mensen van wat we nu germaanse culturen noemen neergestreken in Scandinavië en rond de Oostzee. In de eeuwen die volgden verspreidden zij zich langzaam verder over Europa van het hoge noorden tot in het diepe zuiden en zelfs een periode tot in Afrika. Een overeenkomst tussen keltische en germaanse culturen is dat geen van beide eenheid of centraal bestuur kenden en ze voerden onderling strijd, met elkaar en met andere culturen. Tegenwoordig is taal een belangrijke graadmeter als indeling voor bij elkaar horende groepen mensen. 

Als gevolg van klimaatveranderingen in de vierde eeuw n.o.j. raken grote groepen mensen op drift. Dit wordt aangeduid als de Grote Volksverhuizing. Uiteindelijk komt het rondzwerven tot rust en vestigden deze stammen zich weer ergens. Hoewel er een aanleiding was voor de volksverhuizing zit rondtrekken de mens blijkbaar in het bloed. Dat blijkt bijvoorbeeld uit archeologisch onderzoek in de buurt van Stonehenge in Engeland, waar lichamen van mensen helemaal uit Zuid- of Midden-Europa zijn aangetroffen. Het kan daarbij gaan om reizigers en mensen die al dan niet gedwongen op andere plekken terecht kwamen. Je kan denken aan  handelaren die te voet, te paard of per boot rondtrokken. Die brachten naast goederen ook verhalen mee uit verre streken. In de romeinse tijd namen mannen uit de germaanse cultuur dienst in het romeinse leger en kwamen zo soms ver van huis terecht of mensen werden tot slaaf gemaakt, verkocht en meegenomen naar andere landen.

Net zo min als je vandaag de dag over de heidenen en de paganisten en het heidendom en het paganisme kan spreken, kan dat over de Germanen en de Kelten. De gebieden waar deze mensen leefden, waren veel te uitgestrekt om eenduidig over hun geloof en gebruiken te kunnen spreken. Eigenlijk deelden ze niet eens een cultuur, alleen een aantal culturele kenmerken. Daarnaast spraken ze talen die tot dezelfde familie behoorden, al kon een Kelt uit bijvoorbeeld Oostenrijk een Kelt uit Noord-Engeland waarschijnlijk net zo min verstaan als een in plaatselijk dialect sprekende Brabander een binnensmonds lispelende Deen. Gemakshalve gebeurt het vaak wel, dat we over (de) Germanen en (de) Kelten spreken, om het leesbaar te houden in artikelen en boeken voor heidenen, die voor-christelijke religies uit noord-west Europa als de hunne beschouwen. Wees er dus op bedacht dat een schrijver zo een beeld van eenheid creëert dat nooit werkelijk heeft bestaan.
Zoals eerder gezegd was er van een eenheid in geloof en gewoonten en gebruiken geen sprake. Wel zijn er rode draden te ontdekken in leefwijzen en geloofsleven, zoals bijvoorbeeld het geloof in goden en geesten en het vieren van jaarfeesten.
Nog iets om te bedenken: er is een verschil of je onderzoek doet met alleen een wetenschappelijke inslag of om (ook) inspiratie op te doen vanuit spiritueel, religieus of magisch oogpunt. Het kan heel goed hand in hand gaan. Blijft dat hoe wij het beleven niets te maken hoeft te hebben met hoe het oudtijds werd gezien. Dat voegt niets toe of doet niets af aan de betekenis die wij er aan hechten net zo min als een aanspraak dat het oud is zonder verder bewijs er een bevestiging van is.

Geschiedschrijving
Geschiedschrijving is zelden onbevooroordeeld of vrij van een persoonlijke insteek. Van de eerder genoemde romeinse geschiedschrijver Tacitus die in de eerste eeuw n.o.j. zijn boek Germania schreef, neemt men aan dat hij veel informatie uit de tweede hand heeft verkregen en dat hij zijn tijdgenoten een spiegel wilde voorhouden. Over Caesar denkt men dat hij de germaanse krijgers roemt om zichzelf beter uit te laten komen. Het is immers indrukwekkender van een geduchte tegenstander te verliezen dan van een bende sukkels.
Eeuwenlang werd door onderzoekers geschreven vanuit de denkwijze dat de komst van het christendom beschaving bracht. Dat is iets wat wij nu vriendelijk gezegd eigenaardig vinden en toch zit deze denkwijze nog in heel veel van ons (al dan niet bewuste) denken en handelen. Elke bevolkingsgroep had en heeft zijn eigen beschaving wat wij daar ook van vinden. Tegelijk kunnen we niet anders dan er iets van vinden. Objectieve geschiedschrijving bestaat ook nu niet. Je kan er gevoegelijk van uitgaan dat achter denken onpartijdig te zijn toch een agenda schuilgaat of een onbewust meegaan met de tijdgeest. Men schreef dus door de eeuwen heen op heel verschillende manieren over germaanse en keltische bevolkingsgroepen geschreven waarbij men in een aantal gevallen duidelijk bijbedoelingen had, zoals in de twee voorbeelden aan het begin van deze alinea.

Aan de hand van soms letterlijk en soms figuurlijke scherven en brokstukken en supermoderne technieken maken wetenschappers dingen aannemelijk. Hoe langer geleden iets plaatsvond, hoe meer het blijft bij interpreteren. Veel is immers verloren gegaan of heeft nauwelijks sporen achter gelaten. Zelfs geschreven teksten bieden geen onomstotelijk bewijs over hoe onze heidense voorouders leefden en dachten. Om in het verleden te graven kunnen we er geschriften op na slaan, mits we de talen waarin ze zijn geschreven machtig zijn en andere bronnen onderzoeken. Daarvoor is soms wel verstand van zaken nodig. De vraag is wat we doen we met hetgeen we opdiepen. Archeologisch en historisch onderzoek gaan steeds vaker hand in hand en ook antropologische studies worden erbij betrokken. Als er weinig bronnen voorhanden zijn, is geschiedschrijving voor een groot deel gebaseerd op theorieën. Deze veranderen door de jaren heen als er nieuw bewijs wordt gevonden of als bijvoorbeeld onderzoekstechnieken verbeteren en eigenlijk nog meer als het politieke landschap veranderd. Wetenschap is altijd in beweging. Wat men lang als afvalputten (Noord-Holland) aanmerkte, ziet een kleine groep archeologen de laatste jaren als offerkuilen. De meesten hebben daar op zijn zachtst gezegd hun twijfels bij. Afvalput of offerkuil is is nogal een verschil. Het is maar net welke kijkglaasjes een onderzoeker opzet.

De wetenschappen archeologie en geschiedkunde delen de historie in tijdperken.

Oude Steentijd 240000 – 4500 v.o.j.
Jonge Steentijd 4500 – 1500 v.o.j.
Bronstijd 1900 – 750 v.o.j.
IJzertijd 750 – 70 v.o.j.
Romeinse Tijd 50 v.o.j. – 500 n.o.j.
Romeinen en Germanen 257 v.o.j. – 406 n.o.j.
Grote Volksverhuizingen 350 – 500 n.o.j.
Vroege Middeleeuwen 500 – 1000

Er wordt een zekere grens getrokken tussen de tijd voor en na het ontstaan van geschreven bronnen. De wetenschappelijke en meest gangbare definitie van de prehistorie is bijvoorbeeld: die periode uit de geschiedenis waarvan we geen geschreven bronnen hebben gevonden, of deze bronnen niet begrijpen.

Archeologie
Mensen hebben sinds hun ontstaan sporen achtergelaten en meestal zijn die in de grond verdwenen. Het is spannend deze sporen te ontdekken, ze op te graven en om te onderzoeken wat ze ons te vertellen hebben over hoe mensen vroeger mogelijk geleefd hebben. Deze tak van wetenschap heet archeologie. Een woord dat uit het grieks stamt en is opgebouwd het griekse archaios ‘het oude’ en logos met als betekenis ‘leer’. Letterlijk betekent archeologie dus ‘de leer of kennis van het oude of de Oudheid’.
Archeologische vondsten zijn dingen als sieraden, werktuigen, wapens, munten, asresten, resten van mensen en dieren, of meer ontastbaar zoals verkleuringen in de grond. Het kan gaan om dingen die in onbruik zijn geraakt, soms al heel lang geleden. Vaak is er nauwelijks iets van over, want het grootste deel is ervan vergaan of de scherven van een pot liggen bijvoorbeeld verspreid. Het uitgraven en onderzoek gebeurd heel zorgvuldig. De plek zelf en hoe voorwerpen liggen kunnen immers al van alles vertellen. Tegenwoordig passen archeologen speciale chemische en natuurkundige methoden toe om de vondsten zo goed mogelijk intact te houden en zo min mogelijk te beschadigen. Een voorbeeld van een archelogische vondst is een runenstaf van walvisbeen in het bezit van het Fries Museum.

Antropologie
Archeologie is een aftakking van antropologie. Waar archeologie zich op tastbare en zichtbare overblijfselen van de mens richt, proberen antropologen te achterhalen hoe mensen dachten, handelden en betekenis gaven aan hun leven. Antropologen bestuderen de menselijke geschiedenis in haar biologische, taalkundige en sociale aspecten. Antropologie betekent letterlijk studie of wetenschap van de mens. Het woord is een samenvoeging van het griekse anthropos ‘mens’ en logos ‘leer’ en het is de wetenschap van de mens en volkenkunde.

Antropologen willen weten hoe mensen overal ter wereld door het aangaan van sociale relaties op heel verschillende manieren vorm en betekenis geven aan hun leefwerelden. Antropologisch onderzoek kenmerkt zich door een holistisch uitgangspunt: wat de onderzoeksvraag ook mag zijn, de antropoloog zal altijd alle facetten van het menselijke bestaan in het onderzoek proberen te betrekken. Een antropoloog die bijvoorbeeld onderzoek doet naar de sociale en culturele betekenis van dialecten in Limburg zal onder meer moeten kijken naar de geschiedenis van Limburg, naar de economische ontwikkelingen in deze regio, naar de verstrengeling van religieuze en politieke macht en naar het gebruik van dialect in uitingen van populaire cultuur (denk aan buutreedners, conferenciers tijdens carnaval).

Etymologie – taalkunde
Etymologie is een onderdeel van de taalkunde. Taalkundigen houden zich onder meer bezig met de studie naar wortels van woorden die deels verwantschap tussen talen laten zien. Etymologen doen onderzoek naar de oorsprong, de geschiedenis en de vorm en betekenis van woorden. Pas in de 19e eeuw werd een oude taal uit India, het sanskriet, bekend en kreeg men in Europa inzicht in de indo-europese verwantschap van veel woorden. De etymologie groeide uit tot een volwaardige wetenschap. Aan de etymologie van het woord etymologie is af te leiden waar het begrip voor staat. Het is een samenstelling van de griekse woorden étumos ‘waar’ en lógos ‘leer’. Samen betekenen ze ‘het ware woord’. Het woord etymologie is ontleend aan latijnse etymologia dat op zijn beurt te herleiden is naar het griekse etumología dat is gevormd uit étumo– ‘het ware (van een woord)’ en –logía ‘leer, onderzoek’ . De oorspronkelijke betekenis is dus ‘het zoeken naar de waarheid in de woorden’.

Een taal is een stelsel van spraakklanken en altijd in ontwikkeling. Vanuit een aantal oertalen ontstonden via een lange weg onder andere de germaanse talen die wij tegenwoordig spreken, waaronder het nederlands, duits, engels, noors en zuid-afrikaans. Veel talen zijn onderweg verloren gegaan. Van oertalen bestaan er immers geen schriftelijk bronnen. Om een gat van 2000 jaar volksverhuizingen te overbruggen hebben taalwetenschappers het concept proto-taal bedacht. Middels bestudering van germaanse talen en de klankverschuivingen die deze talen hebben ondergaan zijn taalkundige tot het proto-germaans gekomen als mogelijke voorloper van talen van germaanse bevolkingsgroepen.

Uit het indo-europees ontwikkelde zich twee hoofdtakken: de satumtalen en de kentumtalen. Satumtalen zijn onder anderen oudindisch, oudperzisch en oudbaltisch en tot de kentumtalen behoren bijvoorbeeld oudiers, latijn, oudgrieks  en germaans. De laatste wordt onderverdeelt in:

Proto-germaans (ook wel oergermaans genoemd)

Oudgermaans: langobardisch, bourgondisch, gotisch (vierde eeuw),
angelsaksisch (vanaf 640), oudsaksisch (negende eeuw), oudhoogduits, oudnederfrankisch, oudnoords (Scandinavië en IJsland) en oudfries (twaalfde eeuw)
Middeleeuws germaans: onder andere middelhoogduits, middelnederduits en middelnederlands

Hedendaags germaans: duits, nederlands, engels, afrikaans, fries, laagschots, deens, noors, zweeds, faeröers, ijslands en gotlands.

Ons woord taal is verwant aan het oudsaksisch tala; het oudhoogduitse zala; het oudfriese tale en tele; het oudengelse talu en het oudnoordse tala. De oorspronkelijke betekenis ervan is ‘spraak, vertelling, verhaal, gesprek, gerechtelijke (uit)spraak e.d.’. Nog een stap verder terug komen we bij het proto-germaanse *talo(n)-. Een stamvariant hiervan is het woord proto-germaanse *tala– waaruit het oudsaksische tal; het middelhoogduitse zal; het nieuwfriese tal; het oudengelse tæl; het oudnoordse tal en uiteindelijk het nederlandse tal zijn ontstaan, met de betekenis ‘aantal, hoeveelheid, berekening’. In het nedelands bleven de woorden taal en tal gescheiden wat betreft schrijfwijze en betekenis.

Beeldvorming
Voorgaande maakt duidelijk dat het beeld over onze heidense voorouders wordt gevormd door tal van zaken. De rol van taal en wetenschap zijn kort aan de orde gekomen. Datzelfde geldt voor de agenda van schrijvers uit oude tijden, zoals Tacitus die zijn tijdgenoten een spiegel wilde voorhouden met zijn beeld van de nobele wilde en hun voorliefde voor vrijheid tegenover de decadente romeinse samenleving. Er is echter nog meer dat een rol kan spelen.
Onderzoek doen naar het verleden is kennis vergaren, verbanden leggen en gegevens proberen te verklaren. De reden om onderzoek te doen, is bepalend voor wat wordt gedaan met alle ontdekkingen. Bij het bestudering van het heidense verleden van onze voorouders gaat het er in belangrijke mate om een beeld te krijgen hoe ze dachten en handelden op allerlei gebied. Het is een zoektocht naar inspiratie en antwoorden op levensvragen. Het is eveneens gerechtigd de vraag te stellen in hoeverre we een mythe van onze eigen wortels willen scheppen. Met het laatste komen we eerder op het vlak van filosofie, een tak van wetenschap die ik hier verder buiten beschouwing laat. Historisch onderzoek tracht fabels van feiten te scheiden. Toch zijn voor heidenen die fabels soms wel boeiend. De runen zijn een duidelijk voorbeeld waarbij mythe en wetenschap hand in hand kunnen gaan, want voor een deel van de heidenen zijn beide verhalen over de oorsprong van deze tekens waar: de wetenschappelijke theorieën over het ontstaan van deze tekens en het mythologische verhaal hoe de god Wodan ze ontdekte nadat hij zichzelf negen nachten aan de wereldboom had gehangen.

Elk tijdvak in de menselijke geschiedenis heeft zijn eigen politiek en/of filosofisch gemotiveerde kleur aan het beeld over germaanse bevolkingsgroepen toegevoegd. Dat zal blijven gebeuren, ook en misschien wel vooral door wetenschappers die volop nieuwe mythen omtrent de vroegere bewoners van Europa de wereld in brengen. Om recht te doen aan onze germaanse voorouders is het evenzeer nodig goed te beseffen hoe ons beeld van de Germanen en hun religie in sterke mate beïnvloed wordt door het negentiende eeuwse nationalisme en al daarvoor door de Romantiek.
Uit de laatste genoemde periode stamt het denken de vroegere mens te zien als ‘nobele wilde’, die een onbedorven leven leidde, ‘van vreemden invloeden vrij’. Mensen die deze ideologie hebben bedacht, hebben begrippen als volksaard en volkskarakter geïntroduceerd. De emeritus hoogleraar Historische Nederlandse Letterkunde Herman de Pleij vat het nationalisme kort en krachtig samen als racisme. Anno nu vergeten we vaak dat eind 1900 racisme een officiële wetenschap was in Europa en daarbuiten. Schedelmetingen en het meten van neuzen e.d. werden verbonden met bepaalde mentale eigenschappen of karaktertrekken. Men kende dus aan mensen met bepaalde uiterlijke kenmerken bepaalde eigenschappen toe. Dit leidde tot denken in superieure en inferieure eigenschappen die vervolgens weer verbonden werden met rassen. Men meende eveneens op grond van uiterlijke kenmerken te kunnen herkennen tot welk ras een mens behoorde (Pleij 2015). Sta er eens bij stil dat deze ‘wetenschappen’ werden gebruikt om de verschrikkingen van de trans-atlantische slavernij goed te praten. In de eerste helft van de twintigste eeuw hebben de uitwassen van het nationaalsocialisme laten zien tot welke gruwelijkheden dit soort denken nog meer kan leiden zoals het willen uitmoorden van volkeren als Joden, Roma en Sinti, van mensen met een geestelijke of lichamelijke handicap en van homoseksuelen. Naast het op onbevattelijk grote schaal van dit uitmoorden hadden nationaalsocialisten in Duitsland een fokprogramma voor mensen, Lebensborn, waar vrouwen en mannen mede voor werden geselecteerd op hun uiterlijke kenmerken als blond haar en blauwe ogen.
Laten we onszelf niets wijsmaken: het is een manier van denken die vaak zonder dat we er erg in hebben, is blijven bestaan. Daar kunnen mensen in de voormalige koloniën als Suriname en Indonesië en migranten die in de laatste 70 jaar naar Nederland zijn gekomen ons veel inzicht over verschaffen als we bereid zijn naar hen te luisteren. Helaas zien we een opleving ervan met in het kielzog akelige invloeden. Nog altijd zijn er mensen die denken dat eigenschappen en kwaliteiten van mensen verankerd liggen in de genen, en dat dit aan een volk of ras toe te schrijven valt.

Ten tijde van de eeuw van het nationalistische gedachtegoed werd onderzoek gedaan naar volkgeloof- en gebruiken. Van de twee helft van de negentiende eeuw tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw, met name uit de jaren dertig en veertig, zijn tal van boeken geschreven over dit onderwerp door mensen als Jan ter Gouw, H.W. van den Heuvel, J. R. W. Sinninghe, C.C. van de Graft, J.H. Nannings, J Schrijnen, K ter Laan en J v.d Ven. Volkskunde werd en wordt over het algemeen gezien als een pseudowetenschap die aan de hand van dialecten en volksgeloof- en gebruiken de germaanse wortels van de nederlandse cultuur wil bewijzen. Het boek Uit liefde voor het volk. Volkskundigen op zoek naar de Nederlandse identiteit 1918-1948 van Barbara Henkes uit 2005 geeft inzicht hoe tijdens de jaren tussen de twee wereldoorlogen en tijdens te bezetting tegen nationale ‘eigenheid’ werd aangekeken. Drijfveren en politieke keuzes van de vier volkskundigen J van de Ven, Jan de Vries, Nico de Haas en P.J. Meertens worden besproken. Het boek is in mijn ogen een aanrader om op dit punt meer inzicht te verkrijgen. Henkens is als universitair docent verbonden aan de sectie Moderne Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen met als aandachtsgebied geschiedenis van de politieke cultuur.
Tegenwoordig wordt in plaats van over volkskunde gesproken over immaterieel erfgoed. In het UNESCO-verdrag wordt dit omschreven als sociale gewoonten, tradities, rituelen, voorstellingen, uitdrukkingen, bijzondere kennis van de natuur en ambachtelijke vaardigheden die gemeenschappen en groepen erkennen als een vorm van cultureel erfgoed. Anno nu doet dat eer aan de samenstelling van de bevolking van een land. Nederland telt immers zo’n tweehonderd nationaliteiten en bevolkingsgroepen met allerlei eigenheden.

Kunst en liefhebberijen
Andere belangrijke factoren die van invloed zijn op beeldvorming is kunst in al haar vormen en vrijetijdsbesteding als videospellen en re/enactment. Waarschijnlijk is te stellen dat alle kunst en boeken bol staan met geschiedvervalsing. Het is immers de verbeelding van de schrijver, regisseur of componist die we voorgeschoteld krijgen. Iets dat gemaakt is met als doel om mensen te vermaken heeft niets meestal niets met religie te maken. Het heeft dan ook weinig zin boos te worden op de maker(s), omdat die zich niet zou houden aan het ‘echte’ verhaal of iets dergelijks. Het is een eigen keuze er religie aan te verbinden en aan je (onrealistische) verwachtingen kan een ander zelden voldoen.

Een voorbeeld van een modern zinnebeeld voor germaanse heidendom op deze webstek is ontworpen door de finse kuntsenaares Marjatta Ranta-Iso die al vele jaren in Nederland woont:

Elke tijd heeft zijn eigen beelden, verhalen en muziek nodig. Het internet biedt ons de mogelijkheid kunst van honderden jaren geleden en van gisteren te zien. Pinterest staat vol met foto’s van oude schilderijen en moderne kunstwerken en meer, een voorbeeld van mijn hand:

Wie heidense muziek willen luisteren heeft een ruime keuze uit zangers en muziekanten en stijlen als paganfolk, atmospheric dark folk, metalfolk and ambiant folk.

Net als voor ons nu geldt dat er voor kunstenaars uit voorbije eeuwen geen schilderijen of foto’s van germaanse bevolkingsgroepen ter beschikking zijn. Een kunstenaar uit de negentiende eeuw putten inspiratie uit een boek als van de romein Tacitus. In die tijd eeuw was de germaans/noordse mytologie een geliefd onderwerp ook bij kunstenaars. Neem als voorbeeld de duitse componist De duitse componist Richard Wagner (1831-1883) die net als veel van zijn tijdgenoten uitgesproken anti-semitisch was. Hij schreef zijn opera Der Ring des Nibelungen gebaseerd op het middelhoogduitse Nibelungenlied en de oud noordse Völsunga-saga. Zijn opera’s bekoren ons nog altijd. Aan de eveneens duitse schilder, illustrator en kostuumontwerper Carl Emil Doepler (1824–1905) hebben we helmen bet vleugels te danken.

De zweedse kunstenaar Gustav Malmström (1829-1901) is een van de eerste die het bedenksel van een helm met hoorns afbeeld in zijn schilderij Koning Aella’s boodschapper voor de zonen van Ragnar Lodbrok (1857).

Er zijn bioscoop filmt gemaakt zoals The Vikings 1958, The Long Ships 1964,The 13th Warrior 1999, Beowulf and Grendel 200. In 2011 werd de eerste film over Thor, gebaseerd op Marvel comics, uitgebracht in de bioscoop en van eigen bodem Redbad uit 2018. Zelf heb ik met veel plezier naar de tv-serie The Vikings, een historisch kostuum drama (2013) gekeken.

Hoewel ik op een enkele uitzondering na de boeken zelf (nog) niet gelezen heb, noem ik er willekeurig een aantal. De trilogie Viking is geschreven door de britse ontdekker, historicus en schrijver Tim Severe. De britse Joanne Harris studeerde moderne en middeleewse talen in Cambridge en is schrijfster van ondermeer Vuurvolk, Runenuur en de Lessen van Loki. Het laatste boek heb ik met veel plezier gelezen. Op geheel eigenwijze (her)vertelt de schrijfster mythologische verhalen door de ogen van Loki. Als laatste twee die ik noem zijn De hamer van Thor dat is geschreven door de nederlandse beeldend kunstenares Eluna Mei en de historische roman Vorst van de noorse schrijver Roy Jacobsen.

Re-enactment mag hier niet onbesproken blijven. De interesse daarin is de laatste jaren sterk toegenomen, zeker ook onder heidenen en paganisten. Bij hen zijn de Vroege Middeleeuwen en met name de Vikingtijd geliefd. Het is voor veel re-enactors meer dan een liefhebberij.
Re-enactment is een leuke manier om kennis te nemen van geschiedenis, zowel voor re-enactors en bezoekers van hun evenementen. Hou ook hier wel in je achterhoofd dat het veelal om interpretaties gaat. In de graven die gevonden zijn is veel van de kleding grotendeels verteerd. Aan de hand van een paar flarden stof weten wetenschappers een kledingstuk zoals het waarschijnlijk geweest is tevoorschijn te toveren. Bedenk ook hier, zoals eerder is genoemd, dat het merendeel van alle overleveringen gaat over de bovenlaag van de bevolking. Er was geld of een ander ruilmiddel nodig om dure graven en grafgiften te kunnen bekostigen om een voorbeeld te geven. Wat kleding betreft draagt een groot gedeelte van de viking re-enactors geen daagse dracht maar feestkleding.

Een uitgebreider stuk toegespitst op het onderwerk in deze paragraaf is in de maak.

Tenslotte
In dit stuk laat ik zien hoe wetenschappen als geschiedkunde, archeologie, antropologie en taalkunde, het negentiende eeuwse nationaal-socialisme, beeldende kunst, tv-series, films, muziek, videospellen, fantasie boeken en re-enactment allemaal bijdragen over hoe wij denken over de oude Germanen en daaruit voortvloeiend de in mijn ogen noodzaak ons hiervan bewust te zijn. Als we eerlijk willen zijn, dan kiezen we ervoor om duidelijk te zijn dat het (heidense) verleden een bron van inspiratie kan zijn op meerdere vlakken, maar dat het onmogelijk is denken en doen van mensen uit die tijd te reconstrueren. Het zal altijd een benadering blijven, aangevuld door onze verbeeldingskracht, samen met wat wij in onze tijd nodig hebben. De mensheid heeft immers een ontwikkeling doorgemaakt. Zelfs al leefden germaanse bevolkingsgroepen op dezelfde aarde als wij de wereld waarin wij leven is heel anders. Het is nodig een vertaalslag te maken naar het nu en te beseffen dat wij met onze eenentwintigste ogen naar het verleden kijken en maar al te vaak besluiten wat we willen zien.
Mijn uitgangspunt is dat germaans heidendom een levende religie is die meegaat met haar tijd en zolang ze bestaat veranderingen zal ondergaan. Geloof en wetenschap kunnen elkaar op waardevolle wijze aanvullen. Geloven valt niet te bewijzen en dat is ook onnodig. Laten we samen als heidenen onze eigen weg volgen door het bos van de bronnen in de wetenschap wat we menen te weten bol staat van persoonlijke aannames.

Het valt buiten het bestek van dit schrijven om nader in te gaan op neo-heidendom in zijn verschillende vormen. Alleen al over germaans heidendom lopen de opvattingen sterk uiteen. Daarvoor verwijs ik naar mijn boek Asatru, een naslagwerk en artikelen van mijn hand waaronder op deze webstek als Heidendom? Paganisme?.

Voorbeelden van verouderde boeken over volkskunde:
Gouw, Jan ter – De Volksvermaken – Bohn, Haarlem 1871, herdruk door de Vereniging ‘Vrienden van het Amsterdam-boek
Heuvel, H.W. – Volksgeloof en Volksleven – Gysbers & Van Loon, Arnhem 1978, oorpr. uitgave 1909
Nannings, J.H. – Brood- en Gebakvormen en hunne Beteekenis in de Folklore – Ongewijzigde herdruk der uitgave van 1932
Schrijnen, J. – Nederlandsche Volkskunde – Gijsbers & Van Loon, Arnhem 1977 Fotomechanische herdruk van de uitgaven uit 1930 en 1933
Ven, D.J. van de – Friese Volksgebruiken weerspiegeld in Europese Folklore – Uitgeverij Gesto, Bergen N.H. 1972

Bronnen
Asraaf, Frigga – Asatru, een naslagwerk – Uitgeverij Boekplan, Hasselt Nederland 2010
Ásgeirsson, Sigurjón Þ. en Asraaf, Frigga – Proto-Germaans – Het Rad, Dordrecht. Artikel in kwartaaltijdschrift, Herfstevening 2005
Cunliffe, Barry – Europe Between the Oceans: 9000 BC-AD 1000 – Yale University Press, USA 2011

Internet Bronnen
History of the Wars by Procopius, book XV

https://nl.wikipedia.org/wiki/Germanen

https://nl.wikipedia.org/wiki/Touwbekercultuur

Bibliotheek Den Bosch – Studium Generale TIJD: Herman Pleij, part 1

http://www.immaterieelerfgoed.nl

https://www.history.com/news/did-vikings-really-wear-horned-helmets